Bahrain januari 2001



Om één uur worden we afgehaald en dienen we klaar te staan. Nog even tijd voor een kopje koffie.

De afgelopen dagen zijn druk geweest, toch hebben we volop gelegenheid gehad om in de heerlijke januari zon te liggen.



Gisteren was zo’n dag, ik wilde even in de zon een beetje bijkomen.


Er stond een jongetje al geruime tijd naar mij te kijken. Hij reed wat heen en weer op zijn rollerskates; stond dan dicht bij mijn stoel dan weer reed hij stoer een stukje van mij vandaan. We lachten wat naar elkaar en ik wilde n&Mac218;t weer heerlijk in de zon mediteren.



Daar kwam hij weer aan: ik heb een bloemetje voor je geplukt, twee zelfs want ik vind je lief!

Hij stond&Mac189;chter mijn ligstoel in de schaduw en ik moest mij omdraaien om hem goed te zien. Hij bleef in de schaduw en lachte me verrukkelijk toe.

Hoe heet jij vroeg ik. Omar zei hij vrolijk  en ik antwoordde hem dat ik dat een hele mooie naam vond en vertelde hem van Omar Sharif, wist hij al, maar ik liet me niet uit het veld slaan, ik wist nog een Omar: Omar Bafail – daar had hij niet van terug. Waar woont die Omar dan? vroeg hij. In Saudi zei ik – ik ook riep hij uit. Dat verklaarde het steeds in de schaduw willen blijven staan bedacht ik mij, dat is hem geleerd, in de zomer hebben ze temperaturen van boven de 50 graden Celsius.



Omar reed wat heen en weer mij goed in de gaten houdend en net dat ik me weer wilde omdraaien vroeg hij mijn naam.

Yvonne zei ik.

Hm, maar ik ben al negen hoor en hij vertelde dat zijn vader lag te slapen en dat zijn moeder met zijn broertje en zusje ook in de hotelkamer waren. Zijn vader heette Mohamed.

Hm zei ik alert, net als de profeet.

Ja, zei Omar en zal ik je een verhaal vertellen?

Een verhaal? Wat voor ’n verhaal, soms van de profeet Mohamed?

J&Mac189;&Mac189;, en hij sprong genietend van zijn ene been op de andere.

Uit de Koran? vroeg ik hem ten overvloede.

Ja, zei hij, ik kan al h&Mac218;&Mac218;l veel vertellen en ik kan al heel veel gebeden opzeggen.

Dat wilde ik wel meemaken en besloot niet meer te gaan liggen maar omgekeerd met mijn rug in de zon naar de grote kleine Omar te luisteren.



Hij begon in het Engels, maar werd alsmaar enthousiaster en ik moedigde hem aan het dan maar gewoon in het Arabisch te houden.

Daar ging hij dus, in een taal waarvan ik hooguit drie woorden verstond, aan het vertellen. Hij zwaaide met zijn armpjes, rolde met zijn ogen, plukte sterren uit de lucht, haalde de maan er bij, vuren werden aangemaakt, hij liep daar dwars doorheen onderwijl vragend of het niet te eng voor mij was. Nee hoor zei ik in het Engels het is een heel spannend verhaal, ga door. En dat deed hij ook. Aan&Mac218;&Mac218;n stuk. En ik verstond er niets van, maar ik verstond zijn gevoel in zijn verhaal wel degelijk en genoot. En zo ging het nog zo’n half uur door. Mijn rug werd lekker warm en ineens was zijn verhaal afgelopen.



Ik weet n&Mac247;g een verhaal zei hij opgewekt.

Ook uit de Koran?

Ja, zei Omar, ook uit de Koran. En kon weer niet wachten om te beginnen.

Weer heb ik genoten.



Wat prachtig toch, er niets van verstaan maar er alles van begrijpen. Omar vond het de normaalste zaak van de wereld dat ik niet in zijn moedertaal met hem kon praten maar w&Mac218;l zijn verhalen kon begrijpen.



’s Avonds kwamen we elkaar in de hotellobby tegen  -   hij straalde en ik straalde en hij greep verlegen de zwarte chador van zijn mama en ik de hand van mijn echtgenoot…







Ik sta op en reken af, mijn koffie is op en het is bijna&Mac218;&Mac218;n uur, we worden nu opgehaald.







Yvonne Hagenaar

Copyright 2001