Een doop?



Twee prachtige kinderen kregen we.

Er moest toch wel gedoopt worden, vond men.

Wij dachten daar anders over en lieten het maar gaan en deden er vervolgens niets aan.



Niets aan?

Nog nooit ben ik zo spiritueel bezig geweest als met mijn zwangerschappen en de geboortes van mijn kinderen en met het grootbrengen van die twee.

Het was in die tijd nog niet gewoon om daar over te praten maar gelukkig had ik een goed oor bij mijn lief.



Na de geboorte van het eerste kind gaf ik dit kind in een stil diep dankbaar gebed aan God, alsof het gedoopt werd, het voelde goed en ik was het ook van plan bij het tweede kind te doen.



Na de geboorte van het tweede kind k&Mac247;n ik het niet in gedachten aan God geven. Er was iets waardoor ik zo geroerd was dat d&Mac226;t kind bij mij wilde komen, ik verdiende dit kind niet. Dus, ik deed de kleine doop niet, want stel dat God dit kind toch nam...



De kinderen groeiden op zoals dat heet in voorspoed en geluk. Nooit kon ik het echter vergeten en ik besloot het gebed wel later te doen, maar steeds stelde ik het uit. Ik k&Mac247;n het nog steeds niet.



Vele jaren later, toen ze beiden al stevig in het leven stonden en zich helemaal vanuit hun ouderlijk huis naar buiten richtten, was het oudste kind aan het logeren, het tweede kind was naar de wintersport met vrienden en zou die avond thuis komen en mijn lief was op een zakenreis.



Het was avond, een uur of 9 en ik reed op weg naar huis, ik moest voortmaken want mijn tweede zou zo thuis komen van zijn wintersportvakantie.

Het laatste stuk moesten we over dezelfde weg naar huis, dus ik keek alvast of ik zijn auto al zag.



Daar in de verte bij de stoplichten waren zwaailichten, een ziekenauto en politiewagens, agenten die het verkeer regelden. Mijn hart bonkte in mijn keel, anders toch beheerst, trilden mijn handen, ik kon zien dat het een auto was met een skibak bovenop, en een zelfde kleur als de auto waar mijn zoon mee reed. Uitstappen kon niet vanwege het vele verkeer, plaats was er ook niet op de weg en in trance reed ik verder. Er van overtuigd dat dat was waar ik zo’n ontzettende angst voor had.



Je komt dan toch op de een of andere manier thuis en je bevindt je toch plotseling in je huiskamer. Daar ben ik eerst maar eens op een stoel gaan zitten en herinnerde mijn gebed waarin ik mijn kleine baby van toen n&Mac226;et aan God wilde geven.



God straft niet, wist ik en voelde het ook zo, ik werd rustiger, God is alleen maar liefde en het m&Mac189;&Mac189;kt niet uit of ik hem toen wel of niet aan God gegeven had. Ik kan het nu ook doen. Misschien zit hij bij dit ongeluk, misschien ook niet, misschien &Mac226;s hij nu niet meer op deze aarde, maar misschien ook wel, maar ik had geen angst meer om te ‘hopen’. De waarheid was dat mijn liefde voor mijn kinderen zo onvoorstelbaar groot is en was dat als ik hem nu op dit moment aan God gaf God hem&Mac247;&Mac247;k zou nemen in liefde, of hij nu wel of als hij nu niet meer leefde. Ik heb het gebed gedaan en werd rustig van binnen, zelfs zo rustig dat ik zeker wist dat er niets met mijn kind aan de hand was - zelfs al was hij nu overgegaan, toch wist ik dat er niets met hem aan de hand was, het leven gaat in een ander leven over en dat gaf mij een onnoemlijk groot gevoel van liefde.

Die avond ging ik rustig naar bed, had geen paniek meer en sliep zowaar ook nog.



De volgende ochtend vond ik in de hal een ontzettende vieze tas met wasgoed en skies en alles wat daar verder nog bij hoort. Mijn zoon had alles daar neergesmeten. Hij lag nog heerlijk te slapen en toen hij voelde dat ik op zijn slaapkamer was deed hij&Mac218;&Mac218;n oog half open en zei met verwijtende stem: idioot hoor, al die andere ouders waren nog op toen wij vannacht om 2 uur terugkwamen alleen bij jou was alles donker en je sliep gewoon .....



Hij moest eens weten......

Yvonne Hagenaar—

18-10-99 Copyright